Inleiding

De gemeenteraad stelt jaarlijks vanuit haar kaderstellende en controlerende functie de begroting vast. Daarmee geeft de raad invulling aan haar recht het college van B&W toestemming te verlenen om voor een aangegeven prestatie een vastgesteld budget uit te geven. Wijzigingen door het jaar heen worden vervolgens ook ter goedkeuring voorgelegd aan de gemeenteraad. Voor het overgrote deel van de budgetten wordt deze toestemming verleend via de begroting.

De begroting bouwt zich op door een optelsom van door de raad vastgestelde beleidsstukken, externe ontwikkelingen die invloed hebben op inkomsten en uitgaven, de voor kennisgeving aangenomen voorjaarsnota 2024, het coalitieakkoord “Doen, tenzij!”, de begroting 2023 inclusief de begrotings-wijzigingen tot en met 6 juli 2023 en de jaarstukken over 2022.

De opzet van de begroting 2024

Het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) schrijft voor hoe gemeenten in Nederland hun begroting dienen op te stellen. In lijn met de BBV bestaat de Eerselse begroting uit twee delen:

  • I      de beleidsbegroting
  • II      de financiële begroting

De beleidsbegroting bestaat uit het programmaplan (de programma’s) en de paragrafen. De programma’s worden conform artikel 2 van de financiële verordening van onze gemeente aan het begin van iedere raadsperiode vastgesteld door de raad.

De financiële begroting omvat het overzicht van baten en lasten, de financiële positie van de gemeente, het investeringsprogramma en de meerjarenbegroting.

De beleidsbegroting

Het programmaplan en de maatschappelijke effecten, indicatoren en normen

Normen en indicatoren

Al een aantal jaren vindt een doorontwikkeling plaats op het gebied van normen en indicatoren in onze begroting. Vanuit het Besluit Begroting Verantwoording (BBV) is het sinds de begroting van 2017 landelijk verplicht gesteld een set van benchmarkindicatoren in de programmabegroting op te nemen. Die set heeft het doel:

  • de begroting inzichtelijker te maken voor (niet-financiële) raadsleden en inwoners;
  • het mogelijk te maken om de gemeente Eersel met andere gemeenten en cijfers te vergelijken.

De verplichte indicatoren zijn in de programmabegroting opgenomen bij de beleidsvelden waar zij (het meest) betrekking op hebben. De indicatoren zijn afkomstig uit bestaande (landelijke) benchmarks en onderzoeken. Indien de raad daarvoor wensen heeft, al dan niet op aangeven van het college van B&W, kunnen deze landelijke indicatoren worden aangevuld met eigen indicatoren. De indicatoren en de bijbehorende meetgegevens worden ontsloten via www.waarstaatjegemeente.nl. Hierbij wordt opgemerkt dat sommige gegevens niet jaarlijks worden gemeten, ofwel tijdig worden geactualiseerd.

De raad is vrij om voorstellen te doen tot wijzigingen van normen. Meetgegevens voor de eigen (subjectieve) indicatoren worden verkregen aan de hand van de burgerpeiling en ondernemerspeiling. Het verbeteren van de normen en indicatoren is een proces dat continu de nodige aandacht heeft, zodat bovenstaande doelen ieder jaar weer beter te realiseren zijn.

Bij de programma’s gaat het in eerste instantie om de inhoud van het beleid. Vanzelfsprekend is ook de financiële ruimte belangrijk. In het programmaplan zijn de beoogde maatschappelijke effecten van de indicatoren vermeld, evenals de (prestatie)normen die daarop betrekking hebben.

Maatschappelijke effecten

In deze programmabegroting zijn de volgende uitgangspunten per programma gehanteerd:

  • Gewenst maatschappelijk effect(en) is (zijn) duidelijk geformuleerd;
  • Gewenst maatschappelijk effect(en) wordt (worden) uitgesplitst in subdoelen;
  • Meetbare indicatoren worden opgenomen die iets zeggen over de mate waarin het gewenste effect is/wordt gerealiseerd;
  • Opgenomen indicatoren uit de begroting zijn (op termijn) daadwerkelijk te monitoren, zodat verantwoording hierover mogelijk is;
  • Per indicator is een (minimum)norm geformuleerd;
  • Een directe koppeling wordt gelegd tussen datgene wat we willen bereiken en datgene wat we daarvoor gaan doen in het begrotingsjaar.

In de programmarekening, als onderdeel van de jaarstukken, wordt vervolgens aan de hand van kleuren in de tabel aangegeven of de gestelde normen zijn gerealiseerd.

De opbouw van de programma’s

Omschrijving programma

Hierin wordt omschreven wat onder het betreffende programma wordt verstaan. De beleidsterreinen die onder het programma vallen zijn ook aangegeven. Deze beleidsterreinen zijn gekoppeld aan de taakvelden uit het BBV.

De drie ‘w’s’:

1. Wat willen we bereiken en 2. Wat gaan we daarvoor doen?

Per programma zijn de beoogde maatschappelijke effecten aangegeven, die moeten worden bereikt door de uitvoering van beleid. In deze rubriek zijn indicatoren aangegeven voor de beoogde maatschappelijke effecten. Daarnaast is een rubriek opgenomen waarin (prestatie)normen zijn vermeld, die moeten worden gehaald. Direct hieraan gekoppeld zijn de specifieke activiteiten die hiervoor verricht moeten worden.

Wat mag het kosten?

Ieder programma kent baten en lasten. Autorisatie door de raad vindt plaats op het niveau van de programma’s. Deze programma’s zijn ingedeeld in productgroepen, die gelijk zijn aan de taakvelden uit het BBV. De uitgaven die ten laste van reserves zijn gebracht, zijn opgenomen bij de lasten en baten van de desbetreffende productgroep. Verder zijn de investeringen voor 2024 opgenomen.

Indien de raad instemt met de begroting, worden de investeringskredieten voor het jaar 2024 beschikbaar gesteld, mits er door de raad geen aanpassingen worden gemaakt in het meerjarig-investeringsprogramma.

De programma’s 10 en 11

Het programma ‘Algemene baten en lasten’ (programma 10) en het programma ‘Overhead’ (programma 11) hebben een andere opbouw dan de overige programma’s. Hierin wordt alleen een overzicht van de financiële middelen gegeven.

De paragrafen

In de paragrafen worden de beleidsmatige aspecten van diverse beheersinstrumenten aangegeven. Bedoelde instrumenten vallen ook onder één of meer programma’s. Voor een totaalinzicht in de positie van de gemeente is het van belang dat deze dwarsdoorsnede wordt gemaakt. Het BBV bepaalt welke paragrafen in ieder geval opgenomen moeten worden in onze begroting.

Hieronder wordt kort ingegaan op de diverse paragrafen.

  1. Lokale heffingen
    Hierin wordt een toelichting gegeven op alle belastingen en heffingen van de gemeente Eersel.
  2. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
    In deze paragraaf gaat het om de vraag in welke mate de gemeente in staat is middelen vrij te maken om tegenvallers te kunnen opvangen. Aangegeven wordt welke risico’s de gemeente loopt, welke middelen beschikbaar zijn bij tegenvallers en welk beleid de gemeente heeft ten aanzien van deze aspecten.
  3. Onderhoud kapitaalgoederen
    In dit onderdeel wordt ingegaan op de onderhoudstoestand en de kosten van wegen, riolering, gebouwen, groen en verlichting, de zogenaamde kapitaalgoederen. Deze paragraaf is onder meer een instrument om onderhoud systematisch aan te pakken. Het spreekt voor zich dat de instandhouding van de kapitaalgoederen van essentieel belang is voor de realisering van verschillende programma’s, zoals ‘verkeer en vervoer’ en ‘onderwijs en educatie’. 
  4. Treasury
    De paragraaf is bedoeld om de uitvoering van de treasuryfunctie te volgen, welke functie als volgt kan worden gedefinieerd: ‘Het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s’. 
  5. Bedrijfsvoering
    Bij de bedrijfsvoering gaat het om de besturing en beheersing van, het toezicht op en de verantwoording over de bedrijfsprocessen binnen de gemeentelijke organisatie op basis van een bedrijfsvoeringfilosofie (bijvoorbeeld rechtmatig, betrouwbaar, transparant, doelmatig en doeltreffend).
  6. Verbonden partijen
    Dit onderdeel moet inzicht geven in de zogenaamde verbonden partijen: ‘Participaties van de gemeente in derde rechtspersonen waarin bestuurlijke invloed wordt uitgeoefend en waarmee financiële belangen zijn gemoeid’. Hiermee worden bedoeld de gemeenschappelijke regelingen, stichtingen, verenigingen en privaatrechtelijke rechtspersonen. Partijen waarin de gemeente én een bestuurlijk én een financieel belang heeft. 
  7. Grondbeleid 
    Het grondbeleid is enerzijds van belang voor de doelstelling van verschillende programma’s en anderzijds vanwege de financiële belangen en risico’s voor de gemeente.
  8. Openbaarheid Wet open overheid (Woo) 
    Deze nieuwe paragraaf voorziet in de wettelijke verplichting om jaarlijks in de begroting aandacht te besteden aan beleidsvoornemens inzake de uitvoering van de Woo.

De financiële begroting

In het overzicht van baten en lasten is het onderdeel waarin is aangegeven tot welke bedragen de raad het college heeft geautoriseerd bij de begroting. Het is een overzicht van de baten en lasten per programma, waarbij afzonderlijk is aangegeven welke onttrekkingen en toevoegingen aan reserves er per programma plaatsvinden.

In het onderdeel financiële positie wordt ingegaan op het gevolgde begrotingsbeleid (inclusief de uitgangspunten), de jaarlijks terugkerende arbeidskosten, de investeringen, de reserves en de meerjarenbegroting.

De ‘financiële positie’ en de paragraaf “weerstandsvermogen en risicobeheersing” geven samen antwoord op de vraag hoe gezond de gemeente financieel is, of aan alle verplichtingen kan worden voldaan en of er dan nog ruimte is om eventuele tegenvallers op te vangen.

De totale inkomsten en uitgaven en de batige saldi zien er voor de periode 2024-2027 als volgt uit:

(bedragen in €)

2024

2025

2026

2027

Inkomsten

57.918.752

56.719.943

53.444.621

53.003.787

Uitgaven

57.798.335

57.111.300

57.358.914

57.346.436

Begrotingssaldo

120.417

-391.357

-3.914.293

-4.342.649

Waarvan incidenteel

22.190

-30.130

-30.310

-30.310

Structureel saldo

98.227

- 361.310

- 3.883.983

- 4.312.339

In de begroting 2024 is het batig exploitatiesaldo voor 2024 ad € 120.417,- toegevoegd aan de algemene reserve (zie ook de toelichting bij het onderdeel “Financiële positie”, paragraaf 2.1).

Bijlagen

Conform de vastgestelde beleidsnota reserves en voorzieningen moet jaarlijks bij de begroting en jaarrekening enkele gegevens per reserve en voorziening worden geactualiseerd. Het overzicht ‘Reserves en voorzieningen’ maakt in de vorm van bijlage A dan ook deel uit van de begroting en jaarrekening. Tevens is er een verplicht overzicht van de baten en lasten per taakveld als bijlage B opgenomen. Tenslotte wordt in bijlage C het EMU-saldo gepresenteerd.